Osteogenesis Imperfecta centrum ( OI ) Amsterdam
Osteogenesis imperfecta (OI) is een zeldzame erfelijke heterogene bindweefselaandoening die wordt gekarakteriseerd door botfragiliteit en skeletdeformiteit. Hoewel fragiliteit van botten het meest voor de hand liggende probleem is voor patiënten, spelen aanvullende manifestaties van het skelet ook een cruciale rol in het leven van OI-patiënten; dentinogenesis imperfecta, slechthorendheid, blauwe sclerae, ligamentlaxiteit en hart- en vaatziekten.
In ongeveer 90% van alle gevallen wordt OI overgeërfd als een autosomaal dominante eigenschap. De dominant overgeërfde vormen worden voornamelijk veroorzaakt door mutaties in een van de COL1A1- of COL1A2-genen, die respectievelijk coderen voor de α1- of α2-ketens van type I-collageen. Type I collageen is een belangrijk structureel eiwit van botten, huid, ogen en andere weefsels. In bot vormt het een raamwerk voor minerale afzetting, wat nodig is om druk- en buigkrachten te weerstaan (Forlino & Marini 2015; Marini et al. 2017). Personen met collageen type I-mutaties kunnen worden ingedeeld in vier gedefinieerde typen OI. Deze classificatie is opgesteld door Silence et al. in 1979 en is gebaseerd op klinische en radiologische bevindingen (Sillence et al. 1979). OI type I wordt over het algemeen veroorzaakt door mutaties die ertoe leiden dat onvoldoende hoeveelheden type I collageen worden gesynthetiseerd. Dit type is het minst ernstig, met beperkte botmisvormingen. Een kenmerkende bevinding bij deze patiënten is de blauwe sclera. Mutaties die OI-types II-IV veroorzaken, worden vaak geassocieerd met structurele afwijkingen van collageenmoleculen. OI type II is dodelijk en veroorzaakt de dood in utero of kort na de geboorte als gevolg van ernstige fracturen en longfalen. Patiënten met OI type III worden ernstig getroffen en ervaren progressieve verslechtering door meerdere fracturen en misvormingen. OI type IV is relatief mild met een beperkt aantal fracturen en blauwe sclera tijdens de kindertijd.
Sinds is er een nieuwe classificatie toegevoegd, dat is type Van OI type V is alleen bekend dat het wordt veroorzaakt door een specifieke heterozygote mutatie in het IFITM5-gen. OI type V wordt gekenmerkt door hypertrofische callusvorming na fracturen. Klinisch getroffen kinderen missen blauwe sclera en dentinogenesis imperfecta. De wijze van overerving is autosomaal dominant. Breuken treffen vaak de bovenste ledematen.
Naast skeletafwijkingen kunnen ook andere organen aangedaan zijn, waar ook collageen type 1 voorkomt. Om deze reden wordt uitgebreid onderzoek naar al deze organen gedaan (zie jaarcontrole).
De diagnose OI is een klinische diagnose, deze wordt gesteld op basis van de medische geschiedenis en de aanwezige klinische kenmerken. Er wordt altijd met een erfelijkheidsonderzoek een bevestiging gezocht, maar in een aantal gevallen is de mutatie nog niet bekend, en is de diagnose OI juist. Dit laatste heeft onze speciale belangstelling, hier wordt in ons genetisch laboratotium onderzoek naar gedaan.
De diagnose wordt in een multidisciplinair overleg vastgesteld door een team van klinische en moleculaire genetici met jarenlang ervaring op het gebied van OI.
OI is nog niet te genezen en de huidige medicatie is onvoldoende effectief. Soms kan een periode bisfosfonaat therapie bij volwassenen overwogen worden, maar dit heeft over het algemeen geen effect op de fractuurkans.
VUmc is van 2015-2021 erkend als expertisecentrum, in samenwerking met Isalaklinieken Zwolle. Ons OI-team bestaat uit diverse medisch specialisten met ervaring in de FOP-patiëntenzorg. In deze rol hebben we veelvuldig contact met andere artsen en OI-patiënten in heel Europa en daarbuiten om hen te adviseren en te helpen bij vragen, problemen en onderzoek met betrekking tot OI.
Bovendien is het AmsterdamUMC een referentiecentrum voor het diagnostisch onderzoek naar de genetische oorzaken voor OI patiënten in heel Nederland. Het Amsterdamse centrum ontvangt ook veel aanvragen uit het buitenland voor genetische analyse. Dit heeft tot de ontdekking van een aantal nieuwe genen geleid die wereldwijd worden gebruikt voor het genetische testen van OI.
OI is nog niet te genezen. Daarom wordt in Amsterdam al vele jaren gedaan gericht op het vinden van nieuwe geneesmiddelen. We hebben een manier ontwikkeld waarmee we botcellen van huidcellen kunnen maken. Huidcellen kunnen niet invasief (via een biopsie) van patiënten afgenomen worden. Deze gebruiken we om nieuwe medicaties te screenen die collageen productie zouden kunnen stimuleren. Deze medicijnen zouden en oplossing voor het problematiek van OI kunnen aanbieden dat ligt aan de vermindering van collageenproductie. Dit is tot nu toe niet aangepakt door de huidige medicatie. Momenteel is er geen gebruikt medicijn voor OI patiënten die de collageen productie kan stimuleren. Daarnaast streven we naar het vinden van alle genetische oorzaken om patiëntdiagnose te verbeteren. Het bestuderen van het ontstaansmechanisme waardoor genetische afwijkingen naar de ziekte leiden biedt kennis van de ziekte wat van heel groot belang is voor de ontwikkeling van toekomstige behandelingen.